Frédéric Chopin (1810-1849): Pools/Franspianist

30a Chopin

<– Luister naar de pianoconcert nr.2 in f op, 21

13 chopin

 

<– Luister naar Revolutie-Etude op.10 nr.12

 

 

 

Weinig bewonderaars van Chopin beseffen dat hun idool eigenlijk van Franse herkomst is geweest. Zijn vader, Nicolas Chopin, was geboren te Marainville uit een oud geslacht van wijnboeren in de Vogezen. Zij ontleenden hun familienaam aan hun beroep; chopine is namelijk een pint (= 1/2 1) wijn en chopiner betekent pimpelen. De naam “Frederik Szopen”, die met het predikaat “muzikaal genie” op het eindrapport van Joseph Elsners compositieklas aan het Warschause conservatorium prijkte, was de Poolse verbastering van “Chopin”. Vader Nicolas (die zich als leerkracht in Polen had gevestigd) en moeder Justyna Kryzanowska ondersteunden de eenmaal ontstane legende en hield nog veel later vol dat Frédéric een volbloed Pool was. Ook de overgeleverde geboortedatum 1 (of 2) maart is gebleken onjuist te zijn; de pas laat in de 19e eeuw teruggevonden  in het Pools gestelde  geboorte-akte getuigt dat “Frydrych” Chopin op 22 februari 1810 des namiddags om 6 uur het levenslicht aanschouwde, te Zelazowe Wola bij Warschau. Juist de menging van Frans bloed en aanleg met Poolse opvoeding en invloeden in zijn jeugd, vormen de oorsprong van Chopins grootheid.  

Van leraar Joseph Elsner, zelf Sileziër van geboorte, kreeg hij de liefde voor de nationale Poolse muziek mee, terug te vinden in melodieën en ritmen van o.a. 56 Mazurka’s, 10 Polonaises, 17 Poolse liederen en verwante stukken. Maar het grootste deel van zijn composities, w.o. de beide Pianoconcerten, de ruim 20 Nocturnes, de 27 Etudes, de 14 Walsen, de 24 Preludes, heeft nauwelijks Slavische karaktertrekken; wel bewijzen van genialen vernieuwingen der klaviermuziek op basis van de techniek van zeer bewonderde virtuoze tijdgenoten als Hummel (piano) en Paganini (viool). (Fétis kon daarom schrijven: “Beethoven schreef voor de piano, Chopin voor de pianisten”).

Op zijn 18e jaar werd Frédéric hartbrekend, op het ziekelijke af hevig verliefd op de knappe aankomende operazangeres Constance Gladowska, die nog lang zijn ideaal zou blijven. Het fijnzinnige, ontroerende Larghetto (een lyrisch lied met pianistische figuratie) in het “Pianoconcert nr.2 in f, is voor deze aangebedene geschreven. Er bestaat uit die dagen een portret in woorden van de verliefde: Frits is van middelmatige lengte, heeft een ingevallen borst en een zwakke constitutie, een mooi voorhoofd, ogen vol uitdrukking, grijsblauw van kleur; een weelderige dichte donkere haardos met een rossige glans, een grote neus die het overigens niet bepaald knappe gezicht een markante trek geeft; slechte tanden die hem vaak pijn doen; opvallend kleine voeten, wondermooie blanke, goedverzorgde handen; hij is levendig en snel in zijn bewegingen, geestig en nogal sarcastisch in gesprekken; van excentriciteit zoals bij andere muzikale genieën geen spoor; uiterst vriendelijk en vrolijk, altijd de ziel van de gezelschap; een uitgesproken vijand van alcohol, maar een groot bewonderaar van schone, beminnelijke en intelligente vrouwen…”

Later, na Parijse salon- successen, zou Chopin-zelf dit konterfeitsel (afbeelding, portret, zelfbeeld) aanvullen met: “Ik ben in deze wereld een E-snaar van de viool die men op een contrabas gespannen heeft” en: “Ik ben nooit op de wijze bemind die ik graag gewild zou hebben”; maar ook: “het is toch niet mijn schuld dat ik lijk op een zieke champignon die degene vergiftigt die van hem geniet”. Het was zijn antwoord op stoten onder de gordel van boosaardige vrouwen en afgunstige concurrenten: “die met suiker bestrooide oester” (gravin d’Agoult); “een ziekenkamer talent” (pianist Field, “uitvinder” der nocturnes); “alles van een mateloze sentimentaliteit, een man en musicus onwaardig”(pianist Moscheles); “mijn Chopinetto, mijn lieve lijk”(vriendin George Sand in een tedere bui…).

En welke hemelse pianomuziek schreef deze, “zieke champignon”sinds hij op zijn 20ste jaar zijn geboorteland verliet en zich overgaf aan leven en lijden in den vreemde; de Poolse “emigrant”, die voor studiereizen naar Berlijn en Wenen geen beurs kreeg, daar de overheid vond dat “de fondsen niet kunnen worden verspild aan artiesten van dit soort”. Op zijn lange en moeizame reis door Europa richting Parijs verloor hij de orkestpartijen van zijn eerste pianoconcert in f, welke hij dus opnieuw moest uitschrijven, wat tot gevolg had dat het tweede pianoconcert in e (opus 11) eerder werd gedrukt  en het 1e dus het 2e werd (op.21). Precieze datering en inspiratiebron van de meeste der composities van Chopin bleven trouwens altijd in nevelen gehuld. De opusnummers werden (ook door hemzelf) naar de volgorde der uitgaven verleend, niet naar de momenten van de voltooiing.

Men weet dat de beide “Revolutie-Etudes“, op.10 nr. 12 en op.25. nr. 12 in de toetsen werden gedicteerd onder grote angst om de achtergebleven dierbaren en verontwaardiging over het onrecht in september 1831, na het verpletterende nieuws van de val van Warschau voor de Russische troepen, tijdens een onderbreking in Stuttgart  op zijn tocht naar de Franse hoofdstad.

Dat de “Nocturne” in Es op.9 nr. 2 in 1834 de vrucht was van zijn tweede grote verliefdheid, ditmaal voor het rijke gravinnetje Marja Wodzinska , dat hem na gelukkige uren in Dresden, smadelijk in de steek liet. Dat er gedurende het onfortuinlijke verblijf op Majorca met George Sand gewerkt is aan nog enkele belangrijke stukken als de imposante Polonaise in As op. 53  en de ragfijne “Berceuse” in Des op.57 . Voor het overige zijn de inlichtingen versluierd of vervalst.

Zeker is dat Chopins in oktober 1849 onduidelijk neergeschreven  laatste regels luidden: “Comme cette terre m’étouffera je vous conjure de faire ouvrir mon corps pour je suis pas enterré vif”; en dat zijn laatste woorden op het sterfbed waren: “Matka moja biesma matka” (Moeder, mijn arme moeder); symbolisch, eenmaal Frans en eenmaal Pools!

Bron:  De Klassieken 22- Lp- Stereo 6599 522  

Advertentie